SURINAME, een stukje derde wereld ROBERT VAN WAESBERGE

15.00

De belangstelling voor Suriname in Nederland is nog nooit zo groot geweest als kort voor de onafhankelijkheid van dit land. Tot november 1975 werd in een steeds aanhoudende stroom van berichten, actualiteiten en commentaren verslag uitgebracht van de stand van zaken in deze verlate kolonie. Het gaat niet zo goed, het gaat eigenlijk erg slecht. . . dat was zo ongeveer de teneur van deze berichtgeving. Het is begrijpelijk dat men zich van Surinaamse zijde weinig gelukkig toonde met deze plotselinge, ook wel wat eenzijdige belangstelling bij het scheiden van de markt. De sfeervolle reportages en gevoelige fotoboeken wekten niet zozeer de indruk van betrokkenheid als wel van een bemoeizucht welke zich tot de drempel van de onafhankelijkheid uitstrekte.
Wanneer Suriname bovendien onder ongunstige omstandigheden aan de startlijn verschijnt heeft dit veel te maken met het “ontwikkelings” beleid dat in de laat-koloniale periode onder Nederlands verantwoordelijkheid is gevoerd. Een beleid dat een ware uittocht naar het moederland op gang heeft gebracht. Tegen deze achtergrond is het alleen maar irritant om vanuit Nederland te worden voorgehouden wat er allemaal mis is en ongevraagd adviezen te krijgen hoe het na de onafhankelijkheid moet gaan. Vanuit het moederland weet men het tenslotte al een paar honderd jaar beter, zonder dat deze kolonie daarvan veel wijzer is geworden. lntegendeel.
Na de onafhankelijkheidsdatum heerste er een tijdlang rust op het front. De stroom van berichten over Suriname droogde vrij snel op. Het nieuws volgt de actualiteit en het leven in Suriname is het leven van alledag, dus wat valt er te schrijven?
“Suriname, een stukje derde wereld” steekt uit boven de actualiteit, juist omdat het dagelijks leven als uitgangspunt heeft. Voor degenen die in Suriname zijn achtergebleven, en dat is natuurlijk de overgrote meerderheid van de bevolking, vormt de onafhankelijkheidsdatum in hun bestaan geen breukpunt en heeft voor hen evenmin verbetering gebracht. Armoede, werkloosheid, de zorg om vandaag het hoofd boven water te houden, dat zijn de problemen die als tevoren hun leven beheersen. Een belichting van Suriname van onderaf zoals door Van Waesberge, vestigt de aandacht op deze zwakke categorieèn en maakt nog eens duidelijk waarom de ontwikkelingsinspanning hen ten goede moet komen. Zeker, in prachtige afspraken is vastgelegd dat de bepaald niet geringe hulp, waartoe Nederland zich voor de komende jaren heeft verplicht, erop gericht zal zijn de bestaansonzekerheid van de gewone mensen te
vergroten. De vastberadenheid echter waarmee het beleid van vóór de onafhankelijkheid wordt voortgezet – een strategie, waarmee de belangen van de bevolking niet waren gediend, zoals achteraf vrij algemeen wordt toegegeven – voorspelt weinig goeds.
Het streven naar ontwikkeling, zo valt af te leiden uit het boekje van Van Waesberge, moet verder gaan dan de poging om het grootst mogelijke aantal boven de armoedelijn te krijgen, de werkgelegenheid uit te breiden en in meer algemene zin de materiële bestaansbasis veilig te stellen. Ontwikkeling als verhoging
van de kwaliteit van het bestaan houdt dan ook in een vermindering van onafhankelijkheid en gebondenheid, een vergroting van eigenwaarde en weerbaarheid. Een mobilisatie van de bevolking van bovenaf schiet tekort om deze emancipatie te bewerkstelligen. Het is daarom ook niet toevallig dat het laatste deel van deze brochure handelt over veranderingskernen in stad en districten van waaruit geprobeerd wordt de organisatie en participatie van de bevolking in het maatschappelijk leven te vergroten. De aanzet die thans in deze richting wordt gegeven zou wel eens maatgevend kunnen zijn voor de dynamiek in Suriname gedurende de komende jaren. lnformatie over deze bewegingen aan de basis van de samenleving, zoals in dit boekje, is daarom van uitermate groot belang.
Het zal duidelijk zijn dat ik dit boekje een ruime lezerskring toewens, zowel in Nederland als in Suriname.
Rotterdam, april 1976 Prof.dr. J.C. Breman.
Categorie: